aan zijn Lylia

Ik wou een wereld waar ik mij kon zijn
& Niet die bedaarde gek zonder haar,
Een leven waarin jij idool zou zijn
& Niet dit pad, zo vol van misbaar
Naar de wrede Vorstin daar met haar schaar.
Ik heb voor jou een kathedraal gemaakt
Een werf, waar alles in elkander haakt
& Nooit er iets op zich alleen bestaat.
Gebouw dat daarom nooit ten einde raakt
Omdat niet ik maar jij er stil in staat.

dv 25/12/2011

Maria

Verborgen kronieken. Gepakt op de afstand. Kinderwens:8, Blaas: 6. Speler mazar99921a heeft het spel verlaten.

Voor enige sereniteit was er op de planeet plaats noch tijd. Individuen werden personen in het register, personen werden profielen, profielen kregen een exploitatiewaarde toegekend en werden vervolgens aan de marktprijs verhandeld.

Er gebeurde een ongeluk. Een moment van onoplettendheid van een chauffeur en een autobus vol kinderen vlamde frontaal tegen een betonnen tunnelwand. De aanblik van het wrak was een verschrikking. Het beeld werd de naaste verwanten en kennissen, de broertjes, de zusjes, de grootouders, de vriendjes, tot zesmaal daags toegediend. Men sneed van ontzetting de kabels der schermen door. Niets hielp: in de etalages van de winkels pronkten kranten met exclusieve foto’s van de lijkjes.

De vertoning liep ten einde. Zij was onschuld, reine lieftalligheid, met in de ogen het vuur van verderf. De buhne was bezaaid met rode rozen, haar vrijwel naakte lichaam zweefde feeëriek boven de kleurenpracht. Haar dansen was een woord, een naam, het lag bij allen op het puntje van de tong.

Een uur na de voorstelling zag ik haar staan praten met een official van de organisatie. Haar zijden sjaaltje wapperde als een uitdagend spoor in mijn richting. Er was iets mis, een overbooking in het hotel. Ik streek mijn blonde haren als in een knieval en bood haar mijn hulp aan. Mijn rijzige gestalte imponeerde haar, ze aanvaarde mijn aanbod.

In het hotel aangekomen plofte ik wat onbeholpen neer in de lederen fauteuil. Ja, had ze gezegd, ze wou nog wel een drankje. Ze was snel, voortvarend, ze wist wat ze deed. Voor ik het besefte prangde haar stevige kontje  in mijn schoot. Ik gleed haar binnen, mijn handen als klauwen op haar dijen, ze schrok even van mijn omvang. Dra, haar naakte rug deinde onhoudbaar voor mijn ogen, een werveling van gouden tinten.

Nog nooit werd ik dermate van mijzelf ontdaan. Oh, Maria.

Passages (pour Henri Michaux) 2

een boom is niet een boom
boom is beweging
murwen, priemen, splijten, duwen
splitsen, twijgen, botten, bloeien

een vis is niet een vis
vis is een beweging in beweging
een willen binnendringen, slurpen, glijden
in het kolken, glijden, spatten, stromen
dat een vis is, die geen vis is

dans is geen dans
dans is geen beweging
jij bent dans

Passages (pour Henri Michaux)

‘Koyu, le religieux, dit: seule une personne de compréhension réduite désire arranger les choses en séries complètes. C’est l’incomplétude qui est désirable. En tout, mauvaise est la régularité. Dans les palais d’autrefois, on laissait toujours un bâtiment inachevé, obligatoirement. ‘
Yoshida No Kaneyoshi, 14de eeuw, geciteerd als motto in Henri Michaux’s Passages (1963)

‘What’s left unfinished cannot be undone’.
Neue Kathedrale des erotischen Elends 2004

nooit ben ik mijzelf
hier ben ik mijzelf
nergens ben ik mijzelf
nu ben ik mijzelf

ooit word ik mijzelf
daar word ik mijzelf
waar word ik mijzelf?
wanneer word ik mijzelf?

mijn liefde ben ik niet, zij hoort de anderen toe
mijn haat ben ik niet, zij hoort de anderen toe
mijn zaken ben ik niet, ik heb er geen

er is geen heden waar ik ben
er is geen verleden waar ik was
er is geen toekomst waar ik zijn zal

Gloria

Gloria

Vluchten kan niet meer. Doorzoek mijn omgeving. Gebruik de incubator. Speel nu!

De zich nogal generende regering van het land kondigde net een besparingsplan af waarvan we allen beter zouden worden. Men was er in geslaagd oplossingen te vinden, vaag omschreven bevolkingsgroepen aan te duiden als de schuldigen: werklozen, rokers, speculanten, uitschot waarvan niemand de verdediging op zich zou willen nemen.

Het plan was een strohalm, met veel poeha opgericht  tegen het onstuitbare raderwerk dat ons ging vermorzelen.

Peu importe. Mijn eindbestemming was bereikt. Tijd is een relatief begrip.

Ik zie haar: Gloria. Haar handen verraden een gebrek aan inlevingsvermogen, haar blik is dof, alsof er iets in haar verloren ging. Maar haar jurkje is verrukkelijk, de zijde ervan is een huid op haar huid. Er is een plant op afgebeeld, die slingert zich vanuit haar frêle heupen naar de nek, de wang die ze mij aanreikt, opdat ik haar zou kussen, haar gouden haren wuiven als een geurige bloem.

Ik grijp mijn kans, mijn hand glijdt door het haar, de rug langs, ik raak haar daar waar ik weet dat zij ontvlammen kan. Het is een tengere vrouw, ik hijs haar moeiteloos mijn armen in, ze smeekt nog even, zucht van nee, maar weet dat ik haar binnendring. “Oh,” kreunt ze, “je past in mij als een …”.

Haar vermogen om het gebeuren trefzeker te verwoorden was helaas niet al te groot. Ik ben de dichter, het vervolg laat zich raden. Ik bespeelde meesterlijk op de dreunende bas van  diepe halen het fijnzinnige trillen van haar weerom ontluikende ziel.